Door: Berit Kramer
“Ik vergelijk de mode-industrie wel eens met die enorme mammoettanker die toen vastzat in het Suezkanaal. We moeten met z’n alle duwen om die los te krijgen. Zowel consument als producent, alleen zo krijg je systeemverandering op gang,” zegt Anneke Smelik hoogleraar visuele cultuur aan de Radboud Universiteit.Iemand die probeert vanuit de consumentenkant systeemverandering opgang te brengen is Melissa Hattuma, voormalig zelfverklaard shopverslaafde. Minimaal een jaar lang probeert zij geen nieuwe kleding te kopen. Waarom doet ze dit en hoe is deze ‘challenge’ tot stand gekomen? In haar studentenkamer vertelt ze mij hier meer over.
“Terwijl ze naar haar kast kijkt, begint ze een beetje te lachen: “Ja, 80 procent hiervan draag ik eigenlijk nooit.” Gedwongen zitten we op haar bed, omdat er verder alleen een krukje voor een klein bureau staat. Ik kijk uit op een ingebouwde open kast in de muur die volledig gevuld is met kleding. Hoe heb je dit allemaal verzameld? “Ik ging meerdere keren per week de stad in en dan moest ik altijd iets halen. Ik wilde nooit met lege handen terug naar huis, ook al vond ik iets eigenlijk niet heel leuk, ik moest iets meegenomen hebben. Het was een soort geluksgevoel wat ik kreeg, elke keer als ik weer iets kocht.” Zo is dus die enorme berg kleding ontstaan waar ik nu naar kijk, de kast puilt uit. Hoe kan het dat we die drang voelen om zelfs met een uitpuilende kast nieuwe kleding te blijven kopen? Smelik licht dit toe: “Mode heeft natuurlijk voor een heel groot deel te maken met onze identiteit en daarom is het ook niet zo makkelijk om de patronen van telkens maar iets nieuws kopen te verbreken.”
Door de jaren heen is Hattuma zich steeds bewuster geworden van haar gedrag omtrent het kopen van kleding. Net zoals wij allemaal had ze de afgelopen jaren wat meer tijd om hierover na te denken. “Covid heeft er wel voor gezorgd dat ik mij bewuster ben geworden van alles om mij heen, onder andere mijn koopgedrag. Ik kon opeens niet meer fysiek naar de stad. Dit heeft er, denk ik, voor gezorgd dat ik eerst gedwongen mijzelf moest aanpassen en mijzelf daarna ook bewust ben gaan aanpassen.”
Na de gedwongen aanpassing wilde Hattuma kijken of ze dit vol kon houden en begon ze aan een challenge: één jaar geen nieuwe kleding meer kopen. Voor iemand die eerst meerdere malen per week naar de stad ging om even te kijken of er iets leuks was, is dit een hele omschakeling. ‘’Ik denk dat ik mij steeds bewuster ben van de dingen die ik koop. Toen ik begon kocht ik juist extra veel tweedehands kleding. Zelfs nog meer dan toen ik dingen nieuw kocht. Kleding was vaak nog goedkoper en ik dacht dat het toch niet uitmaakte, de kleding bestond al, er was niet apart iets voor mij geproduceerd. Op gegeven moment kreeg ik ook spijt van de dingen die ik tweedehands kocht. Het impulsief aankopen doen was er dus nog steeds. Toen pas heb ik destap gezet dat ik echt bewust naar de dingen ging kijken die ik nodig heb, die een aanvulling op mijn kast zijn en waarvan ik zeker weet dat ik ze ga dragen.’’ Het belang hiervan benadrukt Smelink: “Met elke week of maand dat een kledingstuk langer gedragen wordt en je de duur van het kledingstuk letterlijk verlengt, komen we dichter bij een duurzame kledingindustrie.”
Er zijn natuurlijk nog veel meer manieren hoe je een duurzame kledingindustrie kan bereiken een paar voorbeelden hiervan zijn:
Minder produceren
Minder kopen
Wetgeving die verduurzaming bevorderd
Bewustwording van de consument
Transparantie over het productieproces
Hoe bewust je ook shopt, nog steeds kom het wel eens voor dat een aankoop toch tegenvalt. Ze duikt naar voren en trekt een la onder haar bed open, na even graaien in de berg kleding trekt ze een groen shirtje naar boven. “De typische muffe tweedehands geur, maakt het soms wel minder leuk. Ik denk dat dat er misschien ook voor zorgt dat niet iedereen zo snel tweedehands kleding wil kopen. Zoals dit shirtje bijvoorbeeld, toen ik het pakketje openmaakte was de geur zo heftig dat ik hem nog steeds niet gedragen heb. Als je zo’n ervaring hebt snap ik wel dat je het niet nog een keer gaat proberen, gelukkig ruikt het meeste gewoon naar wasmiddel en was dit wel een uitzondering.’’
Toen Hattuma nog regelmatig een rondje door de stad maakte, op zoek naar iets om haar geluksgevoel te bevredigen, waren haar kledingstukken niet altijd een aanvulling op haar kast. “Doordat ik meeging met de microtrends had ik niet echt een eigen stijl ontwikkeld. Ik kocht wat in de mode was en doordat ik daarin meeging, moest ik wel nieuwe kleding blijven kopen. Ik keek niet naar of iets bij mij paste, maar of het op dat moment een trend was.” Microtrends zijn trends die maar kort in de mode zijn, vaak zijn ze opvallend en daardoor niet tijdloos. Het materiaal is niet van goede kwaliteit, omdat de kledingstukken niet gemaakt zijn om lang mee te gaan. Als het volgende modeseizoen eraan komt staan er alweer nieuwe microtrends klaar om de oude over te nemen. Wat kan je dan wel doen, als je iets anders aan wilt, maar niet iets nieuws wilt kopen? “We zouden iets meer terug moeten naar het ambachtelijke, dus zelf maken. In mijn tijd waren we ook continue kleren aan het vermaken en verknippen, dat zou nu ook weer kunnen. Het geeft natuurlijk ook meer ruimte voor creativiteit en een uniekere identiteit, dan dat de hele wereld in kleding van de H&M of de ZARA loopt. Het is natuurlijk gek dat we daar onze authentieke zelf aan ophangen, terwijl we er wel allemaal hetzelfde uitzien,” zegt Smelik.
Terwijl we de nauwe keuken van Hattuma haar studentenhuis inlopen, zie ik op de grond in een naaimachine staan, vermaak jij je eigen kleren ook vraag ik haar? “Nee, ik niet.” Zegt ze meteen”. Van wie is die naaimachine dan vraag ik haar? “Mijn huisgenoot is heel erg creatief en koopt oude kleding en maakt daar iets nieuws van. Ik heb het geduld niet om zelf mijn kleding te vermaken”, zegt ze lachend. “Ik wou soms wel dat ik het kan, maar als ik iets aangepast wil hebben, dan kan mijn huisgenootje dit gelukkig voor mij doen. Ik heb vaak dat een jurkje te lang is, die kort mijn huisgenoot dan voor mij in. Zij gebruikt de extra stof dan voor een eigen project.”
Ondertussen zitten we aan de kleine tafel in de keuken en kijken we uit op een overwoekerde tuin. Er zijn dus meer mensen in je omgeving hiermee bezig? “Ja, veel van mijn vrienden leven steeds bewuster. Ik heb dus niet het gevoel dat ik in mijn eentje iets probeer te veranderen. Voor evenementen wisselen we vaak kleding uit, dan kan mijn hele kamer vol liggen, omdat iedereen iets meegenomen heeft wat de ander aan kan doen. Zo kunnen we iets nieuws aan, zonder iets nieuws aan te hoeven schaffen. Ik vind het nieuws vaak best beangstigend als je leest wat er nu allemaal fout gaat in de wereld. Toch heb ik het gevoel dat de mensen die ik om mij heen heb allemaal iets proberen te doen om duurzamer te leven. Zo heb ik met mijn huisgenoten mijn huisbaas overtuigd om de tuin niet meer te maaien zodat er meer ruimte is voor biodiversiteit. Het zijn kleine dingen, maar het geeft ook een soort van hoop dat onze generatie bezig is om verandering teweeg te brengen.”