Door: Serena Caruso

“Alleen een luchtbed,” herhaal ik tegen mezelf als ik een donkerblauw mandje van de stapel afpak. “Niets anders.” Toch blijf ik even staan bij het actierek. Shampoo? Daar kan je nooit genoeg van hebben. Een schrift is altijd handig voor school. Sokken! Die zocht ik nog. De bodem is al niet meer te zien als ik bij het gangpad met kampeerspullen aankom. Er zijn twee opties: een onbekend merk of Intex. Qua prijs scheelt het een paar euro. Toch kies ik de duurdere. Ik wil vannacht wel kunnen slapen.

Ik ben inmiddels een professionele budgetbuyer. De ketting waar ik de meeste complimenten over krijg, komt van AliExpress en mijn skincare van de Action. Het is niet dat ik geen geld heb voor duurdere producten, ik zie het als hobby om lekker te sneupen en verschillende varianten van hetzelfde producten te testen. Enkelbandjes, oorbellen en haarelastiekjes koop ik ook allemaal voor de laagste prijs, omdat ze na één keer dragen of kapot zijn of in de loop van de dag zijn verdwenen. 

Ik weet dat dit soort koopgedrag slecht is, maar toch blijf ik eraan meedoen. De betekenis van het woord ‘impulsaankoop’ zegt eigenlijk al genoeg; een aanschaf in een opwelling, volgens Encyclo.nl. Er lijkt altijd wel een plekje vrij te zijn voor een nieuwe item. Raak ik dan nooit verzadigd? Besef ik wel hoeveel spullen ik eigenlijk in huis heb?

Toch loop ik met een tas vol chaos de winkel uit. Het luchtbed pronkt bovenop. In plaats van dat ik één luchtbed van dertig euro heb gekocht, heb ik er nu nog tientallen andere spulletjes bij, waaronder een luchtpomp. Het gelukkige gevoel is sterk aanwezig en ik besluit gelijk de gekochte armbandjes, oorbellen om te doen naar het feestje van die avond. Het luchtbed, de pomp en een lipglossje van een euro ontbreken niet in mijn slaaptas. 

Een paar uur later heb ik spijt van mijn aankopen. De armbandjes zijn afgebroken, één oorbel is verloren en het dopje van de lipgloss wil niet langer dicht. Ik accepteer de verliezen en kijk uit naar het luchtbed, die opgeblazen op mij staat te wachten. Na een lange, koude en vooral niet nuchtere fietstocht open ik de deur en sluip ik samen met een vriendin naar haar kamer. ‘Eindelijk slapen!’ Met hetzelfde enthousiasme plof ik met een klap neer op het luchtbed. Even lijkt het goed te gaan, maar dan springt de stop los en ontsnapt alle kans op een goede nachtrust uit het matras. Is dit mijn straf voor mijn verspulling?